De Europese autoriteiten stelden gisteren (dinsdag 26 juni) hun blauwdruk voor de toekomst van de Europese monetaire unie voor. De rol van democratische principes wordt daarbij echter grotendeels uit het oog verloren. Zijn de lidstaten dan bereid om steeds meer democratie op te geven om de Euro in stand te houden? Betekent een sterker Europa noodzakelijk minder democratie?
Wat bevat deze blauwdruk voor de toekomst van Europa, gisteren voorgesteld door Barosso en Van Rompuy? In een notendop kunnen we stellen dat Europa de volgende nieuwe bevoegdheden zou krijgen, mits een akkoord op de Europese top van woensdag en donderdag. Ten eerste zouden er limieten komen op de schuld die individuele landen kunnen aangaan. Verder kan de Europese Commissie haar veto uitspreken over de begroting van lidstaten wanneer die bepaalde grenzen aan de nationale schuld overschrijdt. Ten derde is er nood aan een Europees ‘treasury office’ dat toezicht moet uitoefenen op de Europese en nationale begrotingen, en zou een regulator voor het Europese bankensysteem komen. Ten slotte stelt de blauwdruk dat werkgelegenheid en belastingsbeleid Europees gecoördineerd moeten worden. Dit alles wordt democratisch gelegitimeerd door ‘joint decision making with national parliaments’.
Als kinderen van de historische schuldenrekening juichen Jonge Europese Federalisten uiteraard toe dat dit voorstel de slagkracht van Europa ten opzichte van haar grootste uitdagingen aanzienlijk kan uitbreiden. De povere democratische legitimatie daarvan stemt ons echter zeer ongerust. Het ontbreken van de burger en zijn rol staat immers in zeer schril contrast met de substantiële uitbreiding van bevoegdheden in deze blauwdruk.
Nochtans plaatsten de recente Griekse verkiezingen het belang van de democratie plots opnieuw in het centrum van de Europese publieke ruimte. Met ingehouden adem keken Europeanen naar Griekenland en de beslissing van het Griekse volk. Ook in Vlaanderen en België wordt het stilaan nodig om een politiek debat te voeren over de toekomst van Europa. Welk Europa staan onze leiders voor? In welke mate wensen zij soevereiniteit over te dragen aan het Europese niveau? Wat betekent dat voor de organisatie van de Europese democratie? Dat debat wordt echter te weinig gevoerd in ons land. Enkele uitzonderingen daargelaten, heb ik mijn politieke vertegenwoordigers nog niet vaak kunnen betrappen op een diepgaand debat over de fundamentele politieke richting die ze willen uitgaan met Europa. Dat debat is ook lange tijd niet nodig geweest, omdat Europa als regulator zo ver van de burger stond dat het gewoon geen belangrijke kwestie was.
Vandaag kunnen burgers de impact en het belang van Europa echter duidelijk zien en voelen. Het is een Europa dat het gezicht draagt van Angela Merkel, François Hollande, Herman van Rompuy en José Manuel Barroso. Vier mensen die geen directe electorale verantwoordelijkheid hebben aan alle Europeanen, maar wel beslissingen nemen (of blokkeren) die alle Europeanen aangaan.
Men kan zich daarom terecht zorgen maken over vervanging van democratie door technocratie op het Europese niveau. Dat roept bezorgdheid op bij de burgers en kan hen vervreemden van Europa. De vraag is echter wat de conclusie daar dan uit moet zijn? Welke richting willen we dan uit met ons Europa in de toekomst?
Europese democratisering
Wie het publieke debat over Europa volgt heeft het volgende argument reeds meermaals uit de monden van verschillende staatshoofden en Europese topmensen gehoord: “de toekomst is een federaal en democratisch Europa, maar dit is niet het juiste moment voor verdere integratie omdat de lidstaten er niet klaar voor zijn”.
Hoe kan men aan dat argument blijven vasthouden? Als Europa vandaag meer beleidsmacht krijgt is vandaag het moment voor democratische hervorming. Als Europa een project van de burgers wil zijn en door burgers gesteund wil worden, dan kan verdere politieke integratie met democratisering niet langer uitgesteld worden. Die keuze moet resoluut genomen en gedragen worden door de lidstaten en hun politici. De burger moet aan boord blijven!
Moeten we de Europese Unie dan alle macht geven over belastingen, pensioenleeftijd en lonen? Het principe van subsidiariteit stelt dat beleid dat door lagere overheden kan worden uitgevoerd ook door die overheden moet worden uitgevoerd. Dat principe staat centraal in het federalisme: Net zoals het compleet on-effectief en on-efficiënt is om luchtvervuilings-, defensie-, of migratiebeleid enkel op lokaal niveau te organiseren zou het waanzinnig zijn om cultuurbeleid of justitie op Europees niveau te organiseren. Net zoals in de Belgische context is de vraag die Europese federalisten stellen welk het meest geschikte niveau is voor de uitoefening van bepaalde bevoegdheden.
Maar lust de burger dit wel allemaal? Als zulke machtsverschuiving gebeurt is het van fundamenteel belang dat burgers hun stem kunnen uiten en hun beleidsmakers verantwoordelijk kunnen houden. “No taxation without representation” riepen de Amerikaanse kolonisten in aanloop van hun onafhankelijkheidsoorlog in 1755. We horen Nietsche’s idee over de zware last van de eeuwige herhaling van de geschiedenis reeds in de verte klinken. Willen we echt opnieuw staatsmacht uitbreiden zonder daar inspraakrecht tegenover te stellen? Leren we dan niets uit de geschiedenis?
Daarom moeten burgers democratische inspraak in het Europese beleid eisen. Onder de huidige instellingen hebben ze die inspraak slechts zeer indirect. “Time to get angry“, dixit socioloog Ulrich Beck: het manifest dat hij samen met Europees parlementslid Daniel Cohn-Bendit initieerde stelt terecht dat Europa van onderuit moet worden opgebouwd als tegenbeweging tegen een model waarin elites en technocraten zonder democratische legitimiteit de toekomst van de Europese burgers indien nodig tegen hun wil opleggen.
Welke hervormingen moeten er dan concreet komen om Europa te democratiseren?
Een Europese regering met een verkozen president
Als de Europese bevoegdheden worden uitgebreid is het essentieel dat de burger ook op Europees niveau vertegenwoordigd wordt. Momenteel wordt de beleidsmacht verdeeld tussen de intergouvernementele Raad, de supranationale Commissie en het supranationale parlement. Het is nodig duidelijkheid te scheppen in de relatie van deze instellingen ten opzichte van elkaar. Een tweekamerstelsel bestaande uit het Europese parlement als eerste kamer met volheid van bevoegdheden en de Raad als senaat, met de Commissie als aan het parlement verantwoordelijke Europese Regering geleid door een door de burger verkozen president is daarbij een mogelijke piste die ook reeds door Europees parlementsvoorzitter Martin Schultz werd voorgesteld.
Aandacht voor Europese parlementsverkiezingen
Europese verkiezingen worden door onze nationale partijen vaak gezien als tweederangsverkiezingen. Het Europese Parlement is echter het enige rechtstreeks verkozen orgaan van de EU. Daarom verdient het meer aandacht in het publieke forum. Competitie tussen actief campagnevoerende Europese partijen tijdens Europese parlementsverkiezingen is daarbij even essentieel voor de democratie als economische competitie in de eenheidsmarkt voor de Europese economie.
Een transnationaal verkozen parlement
Even belangrijk als het gebrek aan aandacht voor Europese verkiezingen is het gebrek aan Europese transnationale kieslijsten. Waarom kan ik als Europeaan mijn stem voor het Europese parlement enkel uitbrengen op een Vlaming? Waarom mag ik niet vinden dat een Brit, een Duitser of een Fransman mijn visie op Europa beter zou vertegenwoordigen in mijn Europees parlement?
Momenteel wordt er door Europees parlementslid Andrew Duff een voorstel voorbereid waarin 25 parlementsleden transnationaal verkozen kunnen worden. De vraag is of dat voorstel het zal halen voor de verkiezingen van 2014. Bovendien is dit voorstel op een totaal van 748 parlementsleden vooral van symbolisch belang.
Burgers en jongeren in Europa
Volgens sommige commentatoren is het vandaag bon ton om als jongere pessimistisch te zijn. Jongeren worden belaagd en bedolven onder de meest onheilspellende berichten over waar het met hun continent naartoe gaat. Ze moeten zich daardoor echter niet in de rol van pessimist gedwongen voelen: een kritische blik is niet tegengesteld aan een eis voor democratisering van Europa gekaderd in een positief vooruitgangsgeloof. Integendeel.
Daarom is dit debat in Vlaanderen, België en Europa broodnodig. We hoeven als burgers niet te wachten op onze nationale en regionale politieke vertegenwoordigers om dat debat op te starten. Burgers maken immers hun eigen fora voor publiek debat.
Barosso heeft gelijk als hij zegt dat stilstand voor Europa absoluut geen optie meer is. Het verlies van de democratie, en in extenso het verlies van de burger, is dat echter nog veel minder.
Peter Oomsels
Voorzitter Jonge Europese Federalisten België
www.jefbelgium.eu – Belgium@jef.eu